We gebruiken cookies om de website specifiek voor u in te richten. Als u verder navigeert, accepteert u dat. Uw gedrag op onze website wordt vastgelegd en kan worden gebruikt ter verbetering van onze dienstverlening. Meer informatie over cookies
Sociale media
Cookies waarmee pagina´s van deze site op sociale netwerken gedeeld kunnen worden. Door deze cookies te accepteren, staat u sociale netwerken toe uw surfactiviteit te volgen.
Open het menu om verder te navigeren
Navigatie sluiten
Sla op in leeslijst Exclusief voor leden Maak pdf Exclusief voor leden
Hier vindt u een eenvoudig praktijkvoorbeeld van hoe de gemeente de kosten voor haar watertaken kan toerekenen aan de rioolheffing. In dit voorbeeld blijven inflatie en btw vanwege de eenvoud en overzichtelijkheid rekentechnisch buiten beschouwing.
Situatieschets De gemeente moet een groot deel van de riolering vervangen. Dit deel is verouderd en voldoet niet meer aan de huidige eisen. Uit onderzoek van de rioleringsbeheerder en de financieel specialist blijkt dat de onderhouds- en renovatiekosten zó hoog uitvallen dat vervangen voordeliger is. De vervanging moet over acht jaar (in 2026) plaatsvinden en uit het GRP blijkt dat deze € 26,18 miljoen kost. Dit is de eer
Situatieschets De gemeente moet een groot deel van de riolering vervangen. Dit deel is verouderd en voldoet niet meer aan de huidige eisen. Uit onderzoek van de rioleringsbeheerder en de financieel specialist blijkt dat de onderhouds- en renovatiekosten zó hoog uitvallen dat vervangen voordeliger is. De vervanging moet over acht jaar (in 2026) plaatsvinden en uit het GRP blijkt dat deze € 26,18 miljoen kost. Dit is de eerste vervanging van de riolering. De aanleg van de riolering heeft de gemeente voor een groot deel in één keer uit de grondexploitatie gedekt. De te vervangen riolering is 35 jaar oud. Het deel dat de gemeente niet uit de grondexploitatie heeft gedekt, heeft zij geheel afgeschreven. (Risico)kenmerken gemeente en riolering De rioleringsbeheerder overlegt met de financieel specialist over de financiële behandeling van deze investering. Ook verwerken zij de vervanging in de bestaande meerjarenraming van de rioleringskosten. Eerst kijken zij naar de (risico)kenmerken van de gemeente en de riolering. De rioleringsbeheerder stelt dat de gemeente een beheergemeente (geen omvangrijke groei) is met een redelijke bodemgesteldheid. De financieel specialist geeft aan dat de financiële positie van de gemeente matig is. De reservepositie is minimaal, de begroting is moeizaam sluitend te krijgen en het niveau van gemeentelijke belastingen en heffingen is gemiddeld ten opzichte van de omliggende gemeenten. Mede door deze financiële positie vormde de gemeente in het verleden geen bestemmingsreserves of voorzieningen, waaruit zij de kapitaallasten van de toekomstige investeringen kan dekken. De rioolheffing bedraagt in het lopende jaar € 256 per aansluiting. Volgens de financieel specialist is dit 100% kostendekkend. De rioolheffing dekt dus alle kosten die te maken hebben met de riolering. Van de € 256 heeft nu € 50 betrekking op het te vervangen deel van het rioolstelsel. Deze kosten bestaan uit kapitaallasten (hebben geen betrekking op het te vervangen deel) en beheerkosten (inclusief onderhoud). De gemeente heeft 10.000 rioolaansluitingen. Uitwerking casus in vier stappen Stap 1: Inventarisatie investeringsuitgaven en kapitaallasten Als eerste rekenen de rioleringsbeheerder en financieel specialist de (geplande) uitgaven in de vorm van kosten toe aan de verschillende jaren. Vanwege de bodemgesteldheid kan de gemeente de gebruiksduur van de riolering op veertig jaar stellen. De rioleringsbeheerder en financieel specialist kiezen ervoor de investering van € 26,18 miljoen in veertig jaar af te schrijven volgens de annuïteitenmethode1. De hoogte van de jaarlijkse lasten hangt verder af van de rente over de investering. Volgens de financieel specialist bedraagt deze 4%. Dit leidt tot een jaarlijkse annuïteit van € 1.322.700. Stap 2: Inventarisatie onderhoudsuitgaven en -voorzieningen Een tweede aspect vormt het groot onderhoud. De rioleringsbeheerder schat in dat na twintig jaar (volledig uit te besteden) groot onderhoud aan de te vervangen riolering noodzakelijk is. De uitgaven op het investeringsmoment raamt hij op € 4.760.000 (prijspeil 2018). Het gebruik over de twintig jaar veroorzaakt het onderhoud. Daarom moet de gemeente de kosten over deze jaren spreiden. Dit gebeurt via de opbouw van een voorziening. De jaarlijkse dotaties aan de voorziening vormen de jaarlijkse kosten. Voor de berekening van de jaarlijkse dotatie (kosten) gaan de rioleringsbeheerder en financieel specialist uit van: een lagere jaarlijkse dotatie, omdat de gemeenteraad de rente die de gemeente bespaart door de vroegtijdige vorming van de voorziening toerekent aan de voorziening (ook wel contantewaardemethode); jaarlijks gelijkblijvende bedragen. Bij een jaarlijkse storting van € 160.000 en een rentepercentage van 4% over de ‘gespaarde’ bedragen bevat de voorziening na twintig jaar € 4,76 miljoen. De overige onderhoudsuitgaven voor de te vervangen riolering hebben steeds betrekking op het jaar waarin de uitgave plaatsvindt. Dat zijn dan ook de kosten in dat jaar. De rioleringsbeheerder raamt de jaarlijkse lasten voor (uit te besteden) onderhoud en inspectie in totaal op € 178.500. Stap 3: Meerjarenoverzicht totale rioleringskosten De huidige rioleringskosten bedragen € 2.560.000 per jaar. Maar omdat de gemeente een deel van de riolering vervangt, vervallen de daarmee samenhangende (onderhouds)kosten. Deze bedragen € 500.000 (€ 50 per aansluiting) per jaar. Bij het direct omslaan van de kostentoename over het aantal rioolaansluitingen leidt dit de komende jaren tot een verhoging van € 256 per aansluiting in 2025 naar € 372 in 2026. Tabel A Vervangingsinvestering: kapitaallasten volledig in tarief (in euro's) Jaar Bestaande kosten Kapitaallasten investering Onderhouds- voorziening Stijging jaarlijks onderhoud Totale kosten Aantal aan- sluitingen Tarief 2018 2.560.000 2.560.000 10.000 256 2019 2.560.000 2.560.000 10.000 256 2020 2.560.000 2.560.000 10.000 256 2021 2.560.000 2.560.000 10.000 256 2022 2.560.000 2.560.000 10.000 256 2023 2.560.000 2.560.000 10.000 256 2024 2.560.000 2.560.000 10.000 256 2025 2.560.000 2.560.000 10.000 256 2026 2.060.000 1.322.700 160.000 178.500 3.721.000 10.000 372 2027 2.060.000 1.322.700 160.000 178.500 3.721.000 10.000 372 2028 2.060.000 1.322.700 160.000 178.500 3.721.000 10.000 372 2029 2.060.000 1.322.700 160.000 178.500 3.721.000 10.000 372 2030 2.060.000 1.322.700 160.000 178.500 3.721.000 10.000 372 2031 2.060.000 1.322.700 160.000 178.500 3.721.000 10.000 372 2032 2.060.000 1.322.700 160.000 178.500 3.721.000 10.000 372 2033 2.060.000 1.322.700 160.000 178.500 3.721.000 10.000 372 2034 2.060.000 1.322.700 160.000 178.500 3.721.000 10.000 372 2035 2.060.000 1.322.700 160.000 178.500 3.721.000 10.000 372 2036 2.060.000 1.322.700 160.000 178.500 3.721.000 10.000 372 2037 2.060.000 1.322.700 160.000 178.500 3.721.000 10.000 372 2038 2.060.000 1.322.700 160.000 178.500 3.721.000 10.000 372 2039 2.060.000 1.322.700 160.000 178.500 3.721.000 10.000 372 2040 2.060.000 1.322.700 160.000 178.500 3.721.000 10.000 372 2041 2.060.000 1.322.700 160.000 178.500 3.721.000 10.000 372 2042 2.060.000 1.322.700 160.000 178.500 3.721.000 10.000 372 2043 2.060.000 1.322.700 160.000 178.500 3.721.000 10.000 372 Stap 4: Samenstellen kostendekkingsparagraaf De rioleringsbeheerder en financieel specialist vragen zich af of deze sterke tariefstijging in 2026 aan de inwoners te verkopen is. Het is maar zeer de vraag of de raad hiermee akkoord gaat. De rioleringsbeheerder en financieel specialist zijn zich ervan bewust dat de regelgeving mogelijkheden biedt voor een meer geleidelijke tariefontwikkeling en een minder grote totaalstijging. Daarom komen ze met twee alternatieven bij B&W: Alternatief A (vervangingsvoorziening) Uit het tarief vormt de gemeente vanaf 2018 een vervangingsvoorziening voor de vervangingsinvesteringen. De rente rekent zij toe (zie tabel B). Tabel B Alternatief A (in euro's) Jaar Bestaande kosten Kapitaallasten investering Toevoeging vervangings- voorziening Rente Onderhouds- voorziening Stijging jaarlijks onderhoud Totale kosten Tarief 2018 2.560.000 2.560.000 256 2019 2.560.000 125.000 5.000 2.685.000 269 2020 2.560.000 250.000 15.200 2.810.000 281 2021 2.560.000 375.000 30.808 2.935.000 294 2022 2.560.000 500.000 52.040 3.060.000 306 2023 2.560.000 625.000 79.122 3.185.000 319 2024 2.560.000 750.000 112.287 3.310.000 331 2025 2.560.000 875.000 151.778 3.435.000 344 2026 2.060.000 1.123.300 160.000 178.500 3.521.800 352 2027 2.060.000 1.123.300 160.000 178.500 3.521.800 352 2028 2.060.000 1.123.300 160.000 178.500 3.521.800 352 2029 2.060.000 1.123.300 160.000 178.500 3.521.800 352 2030 2.060.000 1.123.300 160.000 178.500 3.521.800 352 2031 2.060.000 1.123.300 160.000 178.500 3.521.800 352 2032 2.060.000 1.123.300 160.000 178.500 3.521.800 352 2033 2.060.000 1.123.300 160.000 178.500 3.521.800 352 2034 2.060.000 1.123.300 160.000 178.500 3.521.800 352 2035 2.060.000 1.123.300 160.000 178.500 3.521.800 352 2036 2.060.000 1.123.300 160.000 178.500 3.521.800 352 2037 2.060.000 1.123.300 160.000 178.500 3.521.800 352 2038 2.060.000 1.123.300 160.000 178.500 3.521.800 352 2039 2.060.000 1.123.300 160.000 178.500 3.521.800 352 2040 2.060.000 1.123.300 160.000 178.500 3.521.800 352 2041 2.060.000 1.123.300 160.000 178.500 3.521.800 352 2042 2.060.000 1.123.300 160.000 178.500 3.521.800 352 2043 2.060.000 1.123.300 160.000 178.500 3.521.800 352 Alternatief B (vervangingsvoorziening en dotatie uit algemene middelen) Uit het tarief vormt de gemeente vanaf 2018 een vervangingsvoorziening voor de vervangingsinvesteringen. Daarnaast vormt zij vanuit de OZB (of andere algemene middelen) een tariefegalisatiereserve met een jaarlijkse donatie van € 175.000. Zij rekent rente toe aan de voorziening en de reserve (zie tabel C). Tabel C Alternatief B (in euro's) Jaar Bestaande kosten Kapitaallasten investering Dotatie algemene middelen Toevoeging vervangings- voorziening Onderhouds- voorziening Stijging jaarlijks onderhoud Totale kosten Tarief 2018 2.560.000 2.560.000 256 2019 2.560.000 175.000 100.000 2.835.000 284 2020 2.560.000 175.000 200.000 2.935.000 294 2021 2.560.000 175.000 300.000 3.035.000 304 2022 2.560.000 175.000 400.000 3.135.000 314 2023 2.560.000 175.000 500.000 3.235.000 324 2024 2.560.000 175.000 600.000 3.335.000 334 2025 2.560.000 175.000 700.000 3.435.100 344 2026 2.060.000 1.090.600 160.000 178.500 3.489.100 349 2027 2.060.000 1.090.600 160.000 178.500 3.489.100 349 2028 2.060.000 1.090.600 160.000 178.500 3.489.100 349 2029 2.060.000 1.090.600 160.000 178.500 3.489.100 349 2030 2.060.000 1.090.600 160.000 178.500 3.489.100 349 2031 2.060.000 1.090.600 160.000 178.500 3.489.100 349 2032 2.060.000 1.090.600 160.000 178.500 3.489.100 349 2033 2.060.000 1.090.600 160.000 178.500 3.489.100 349 2034 2.060.000 1.090.600 160.000 178.500 3.489.100 349 2035 2.060.000 1.090.600 160.000 178.500 3.489.100 349 2036 2.060.000 1.090.600 160.000 178.500 3.489.100 349 2037 2.060.000 1.090.600 160.000 178.500 3.489.100 349 2038 2.060.000 1.090.600 160.000 178.500 3.489.100 349 2039 2.060.000 1.090.600 160.000 178.500 3.489.100 349 2040 2.060.000 1.090.600 160.000 178.500 3.489.100 349 2041 2.060.000 1.090.600 160.000 178.500 3.489.100 349 2042 2.060.000 1.090.600 160.000 178.500 3.489.100 349 2043 2.060.000 1.090.600 160.000 178.500 3.489.100 349 Toelichting alternatief A Door al in 2019 een bedrag voor de vervanging in de rioolheffing op te nemen, krijgen de inwoners van de gemeente van 2019 t/m 2026 te maken met een hogere rioolheffing. Maar hier staat tegenover dat het tarief jaarlijks gelijkmatig stijgt (zo’n 4 à 5%) in plaats van een plotselinge stijging van 45% in 2026. Daarnaast betalen inwoners vanaf 2026 € 20 minder dan in het oorspronkelijke scenario. Toelichting alternatief B Bij alternatief B neemt de gemeente in de rioolheffing een lager bedrag voor de vervanging op dan bij alternatief A. Daarnaast voegt zij tot 2026 jaarlijks € 175.000 uit de algemene middelen toe. Ook nu stijgt het tarief jaarlijks gelijkmatiger dan in het huidige systeem. Vanaf 2026 is de rioolheffing € 349. Dit is weer iets lager dan bij alternatief A. Uit de tabellen B en C blijkt dat door een goede en tijdige financiële planning het kostenverhaal minder schoksgewijs verloopt. De planning kan zelfs leiden tot een lager eindtarief. Dit verschil is bij alternatief B € 23 (€ 372 - € 349) per aansluiting per jaar. Maar dit doet niet helemaal recht aan de werkelijkheid. Zo heeft de gemeente in het begin extra geïnvesteerd uit de algemene middelen. Daarnaast stijgen de tarieven in latere jaren weer bij een nieuwe vervangingsronde. Dynamisch praktijkvoorbeeld geeft daarom een voorbeeld van een kostendekkingsberekening met jaarlijkse investeringen en een combinatie van enerzijds activeren en afschrijven en anderzijds sparen voor vervanging. 1. Annuïteitenmethode is een methode van afschrijven, waarbij de jaarlijkse kapitaallast (rente + afschrijving) jaarlijks een constant bedrag is. Deze kapitaallast wordt de annuïteit genoemd. In het begin is de rentecomponent hoog en de afschrijvingscomponent lager. Naarmate de boekwaarde afneemt, daalt de rentecomponent en stijgt de afschrijvingscomponent. Deze methode wordt toegepast bij activa die in het begin een beperkt slijtagepatroon kennen en meer slijten naarmate het actief verouderd.
Exclusief voor leden
Geïnteresseerd in dit artikel? Log in!
En krijg toegang tot dit artikel en andere besloten delen van de website, met o.a. de kennisbank, beeldenbank en onderzoekspublicaties.