We gebruiken cookies om de website specifiek voor u in te richten. Als u verder navigeert, accepteert u dat. Uw gedrag op onze website wordt vastgelegd en kan worden gebruikt ter verbetering van onze dienstverlening. Meer informatie over cookies
Sociale media
Cookies waarmee pagina´s van deze site op sociale netwerken gedeeld kunnen worden. Door deze cookies te accepteren, staat u sociale netwerken toe uw surfactiviteit te volgen.
Open het menu om verder te navigeren
Navigatie sluiten
Sla op in leeslijst Exclusief voor leden Maak pdf Exclusief voor leden
Schuifspanning Streef naar een minimaal bodemverhang, waarbij u in de dwa-situatie slibafzetting voorkomt. Dit kunt u bereiken met een bodemverhang met een schuifspanning van 1 tot 1,5 N/m2. Hierbij voert de stroming fijn slib en fijn zandig materiaal mee. Bij schuifspanningen groter dan 2,5 N/m2 woelt de stroming afzettingen weer op. De gebruikelijke minimale
Schuifspanning Streef naar een minimaal bodemverhang, waarbij u in de dwa-situatie slibafzetting voorkomt. Dit kunt u bereiken met een bodemverhang met een schuifspanning van 1 tot 1,5 N/m2. Hierbij voert de stroming fijn slib en fijn zandig materiaal mee. Bij schuifspanningen groter dan 2,5 N/m2 woelt de stroming afzettingen weer op. De gebruikelijke minimale diameter voor dwa-riolen is 250 mm. Met het oog op de reinigings- en inspectiemogelijkheden kunt u kleinere diameters beter vermijden. De ontwerpgrondslag van de vullingsgraad is vijftig procent. Voor het dwa-stelsel ontwerpt u de beginstrengen die het verst van het gemaal liggen en waarin nog weinig dwa zit, met een verhang van 1:250 tot 1:350. De riolen met een relatief grote dwa-stroom ontwerpt u zo goed mogelijk op schuifspanning. Bodem-verhan-gen van 1:1.000 en flauwer komen in dwa-stelsels vrijwel niet voor. Hellende gebieden Een apart aandachtspunt zijn (sterk) hellende gebieden. Het bodemverhang in riolen kan in hellende gebieden zó groot zijn, dat de stroomsnelheden sterk oplopen door een groot verhang in de waterspiegel. Beperk stroomsnelheden in deze gebieden tot ongeveer 1,5 m/s. Dit kan door de leidingen tussen de putten getrapt aan te leggen. Moet het systeem behalve dwa ook andere waterstromen afvoeren, houd dan rekening met andere stelsels. Zo zijn bij een verbeterd gescheiden rioolstelsel aanwijzingen voor kruisingen en onderlinge afstanden van belang (zie Hoofdstructuur en lay-out (vrijverval)). Bob’s De diepteligging van de riolen bepaalt u door de peilen van de binnen-onderkant-buis (bob’s) op de plek van de putten te bepalen. Hierbij moet u rekening houden met: de minimale bodemhelling en gronddekking op de buizen van de beginstrengen; de gewenste bodemhelling/schuifspanning voor dwa-riolen; de praktisch haalbare bodemhelling voor de overige strengen; de maximale gronddekking op de buizen.
Exclusief voor leden
Geïnteresseerd in dit artikel? Log in!
En krijg toegang tot dit artikel en andere besloten delen van de website, met o.a. de kennisbank, beeldenbank en onderzoekspublicaties.