Hydraulisch functioneren

Om het hydraulisch functioneren van een gemengd stelsel te beschrijven, gebruikt u als basis de rekenresultaten van een hydrodynamisch model , aangevuld met meldingen, klachten en ervaringen, metingen van neerslag, waterstanden en debieten , en inspectieresultaten. U kunt onderscheid maken in het functioneren tijdens droog weer, een maatgevende bui en extreme neerslag

Droog weer

De beschrijving van het hydraulisch functioneren bij droog weer bevat:

  • Een overzicht van stroomsnelheden onder dwa-omstandigheden.
  • Vullingstijd van het stelsel als het gemaal uitvalt door een storing of wordt uitgeschakeld bij calamiteiten.
  • Een overzicht van de hoeveelheid rioolvreemd water per stelsel door infiltratie of instromend oppervlaktewater over overstortdrempels.
  • De mogelijke invloeden of risico's van de interacties in het punt hiervoor met het grondwater- en oppervlaktewatersysteem. Denk aan risico's op grondwaterstanddaling.
  • Een overzicht van door hun omvang potentieel risicovolle lozingen, zoals die van gaswassers en bodemenergiesystemen of warmte-koudeopslaginstallaties (WKO).
  • Een overzicht van (risico's op) eventuele dwa-lozingen of lozingen van nooduitlaten in het oppervlaktewater.
  • Een overzicht van meldingen/klachten gerelateerd aan dwa.
  • Eventuele metingen en overige praktijkwaarnemingen.

Maatgevende bui

De beschrijving van het hydraulisch functioneren bij een maatgevende bui bevat:

  • De locaties waar de druklijn in de hydrodynamische modelsimulatie boven het maaiveld uitkomt (zie figuur A).
  • Per bui de lozingshoeveelheden per lozingspunt (om de afvoercapaciteit van de ontvangende waterloop te controleren).
  • Een overzicht van meldingen/klachten gerelateerd aan neerslagafvoer.
  • Eventuele metingen en overige praktijkwaarnemingen.
Figuur A Voorbeeld grafische presentatie hydraulische druklijn boven maaiveld en maximaal debiet per leiding (Bron: D. Meijer)Vergroot afbeelding

Geschikte presentatietechnieken vindt u op de pagina's Presenteren van hydraulisch functioneren en Toepassing van GIS voor het SSW.

Extreme neerslag

De kwetsbaarheid van de leefomgeving voor wateroverlast door extreme neerslag brengt u in beeld met een stresstestberekening . De landelijke, gestandaardiseerde stresstest wateroverlast is een uitvloeisel van het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie (DPRA) , dat voorziet in een integrale aanpak van wateroverlast, hittestress, droogte en overstromingen. Alle gemeenten en waterschappen moeten deze stresstest uitvoeren. De stresstest is de input voor de zogenaamde risicodialoog, het overleg met bewoners en bedrijven over risicoacceptatie en maatregelen.

De gestandaardiseerde stresstestbuien hebben een statistische herhalingstijd van 100 jaar of meer. U rekent dan aan situaties waarvoor de riolering niet is ontworpen en waarvan u kunt verwachten dat (veel) water op het maaiveld komt te staan. Met de stresstestberekening brengt u de kwetsbaarheden voor de openbare ruimte en gebouwen in uitzonderlijke situaties in beeld.

U kunt het hydraulisch functioneren bij extreme neerslag als volgt rapporteren in het SSW:

  • Een overzicht van de locaties waar water op straat optreedt.
  • Een beschrijving van de lokale omstandigheden van de knelpuntlocaties (specifieke relevante kenmerken openbare ruimte, zoals verkeersdrempels en nabijgelegen waterontsnappingsroutes).
  • Een overzicht van risico's op wateroverlast op de knelpuntlocaties, bijvoorbeeld door de aanwezigheid van laagtes, souterrainwoningen, parkeerkelders, tunnels/onderdoorgangen, belangrijke verkeersaders en komvormige gebieden.
  • Een overzicht van meldingen/klachten tijdens extreme neerslag.
  • Eventuele praktijkwaarnemingen.
  • Een analyse van de mogelijke oorzaken van water op straat.
  • Is het theoretisch berekende knelpunt herkenbaar in de praktijk?

Als aanvulling op de stresstestbuien kunt u een modelberekening uitvoeren met daadwerkelijk gevallen (extreme) neerslag. Het voordeel hiervan is dat u deze rekenresultaten kunt toetsen aan metingen, meldingen en waarnemingen.

N.B. U moet het hydraulisch functioneren van gemengde stelsels onder extreme omstandigheden (water op straat) beschrijven in samenhang met het functioneren van de hemelwaterstelsels en hemelwatervoorzieningen in het plangebied.

Het hydraulisch functioneren van gemengde stelsels bij extreme neerslag in combinatie met het maaiveld kunt u grafisch weergeven in de vorm van een interactieve kaart of 3D-animatie (zie Presenteren van wateroverlast).

Meer informatie over het doorrekenen van het hydraulisch functioneren vindt u in het kennisbankonderdeel Modelleren hydraulisch functioneren.

Milieutechnisch functioneren

Met het milieutechnisch functioneren wordt bedoeld het vuiltransporterende/vuilinsluitende vermogen van het rioolstelsel, de kans op exfiltratie naar de bodem en het grondwater, en de emissie via gemengde overstorten .

Vuiltransporterend/vuilinsluitend vermogen

Mede gelet op de toenemende kans op langdurig droge perioden en hevige buien (klimaatverandering) neemt de noodzaak van een goed functionerend rioolsysteem toe. Om problemen door sedimentatie te voorkomen, stelt de gemeente eisen aan het vuiltransporterende vermogen. De beschrijving van het vuiltransporterende/vuilinsluitende vermogen bevat:

  • Een overzicht van risicolocaties voor sedimentatie, zoals locaties met verloren berging of lage stroomsnelheden.
  • De stroomsnelheden bij lichte neerslag (bijvoorbeeld 3 x dwa).

Exfiltratie

Neem in het SSW een overzicht op van risicolocaties voor exfiltratie van afvalwater naar de bodem en het grondwatersysteem. Risicovolle locaties zijn locaties waar de grondwaterstand onder de binnen-onderkant-buis (bob) ligt en waar de kans op lekke buizen of verbindingen hoog is. Houd hierbij in het bijzonder rekening met de aanwezigheid van grondwaterbeschermingsgebieden.

Emissie via overstorten en uitlaten

De beschrijving van de emissie uit overstorten en uitlaten bevat:

  • Een overzicht van (potentiële) lozingslocaties: externe overstorten en nooduitlaten .
  • De berekende en/of gemeten overstortingsfrequentie en -volumen per lozingslocatie.
  • De vuilemissie als product van gemeten of berekende overstortende volumen, gemeten of geschatte vuilconcentratie en gemeten of berekend verwijderingsrendement van de randvoorziening.
  • De belastbaarheid van het ontvangende oppervlaktewater, bepaald met bijvoorbeeld de methode van de ecologische sleutelfactoren .
  • Een overzicht van meldingen/klachten (zoals stank, vissterfte en visuele verontreiniging).

Traditioneel wordt bij het bepalen van de vuiluitstoot vooral gekeken naar het chemisch zuurstofverbruik (CZV), maar vele stoffen kunnen relevant zijn voor het ontvangende watersysteem. Hierbij is onderscheid tussen acute waterkwaliteitsproblemen, zoals zuurstoftekort en acute toxiciteit (giftigheid) en langdurige processen, zoals eutrofiëring en vuilopbouw in de waterbodem. Afhankelijk van het effect van de stof op het oppervlaktewatersysteem rapporteert u daarom de piekemissie of de gemiddelde emissie over een langere periode, of beide (zie het kennisbankonderdeel Waterkwaliteit).

Individuele behandeling van afvalwater (iba)

Informatie over het beschrijven van het functioneren van IBA's in beheer bij de gemeente in het SSW vindt u op de pagina Beschrijving functioneren niet-openbare voorzieningen.

Heeft u suggesties? Laat het ons weten!

Stuur uw suggestie.
Vorige artikel Volgende artikel