Voor de berging in een ondergrondse infiltratievoorziening wordt vaak gerekend met alleen de inhoud van de infiltratie-elementen (bijvoorbeeld leidingen en kratten). De berging in de grondverbetering wordt dan niet meegenomen.

De berging in de infiltratie-elementen berekent u met de formule:


Infiltratie-elementen liggen vaak in een cunet met een grondverbetering van grof zand of granulaat (figuur A)

Figuur A berging ondergrondse infiltratievoorziening

Dit betekent dat de effectieve berging voor regenwater vaak groter is dan de inhoud van de elementen. De inhoud van de grondverbetering is mede afhankelijk van de porositeit van het vulmateriaal.

De berging in een infiltratievoorziening met grondverbetering berekent u met de volgende formule:
De berging in de grondverbetering kunt u meerekenen als de berging in de grondverbetering zich snel genoeg kan vullen voordat de berging in de infiltratie-elementen gaat overlopen. Om dit te realiseren is het nodig aan de volgende voorwaarden te voldoen:
  • de berging in de infiltratie-elementen is ten opzichte van de berging in de grondverbetering niet te klein;
  • de infiltratiecapaciteit van de elementen naar de grondverbetering en berging in de infiltratie-elementen is voldoende groot.
Het functioneren (waterbalans) van de voorziening met grondverbetering controleert u in twee stappen (figuur B):
  • controleren van het functioneren van de infiltratie-elementen;
  • controleren van het functioneren van de voorziening (infiltratie-elementen+grondverbetering).

Figuur B Controle werking voorziening zonder en met effect van een cunet met grondverbetering

Voor de bepaling van de infiltratiecapaciteit van de elementen gaat u uit van de doorlatendheid van het vulmateriaal in de grondverbetering. Voor de bepaling van de infiltratiecapaciteit van de voorziening (infiltratie-elementen+grondverbetering) gaat u uit van de doorlatendheid van de omliggende ondergrond. Voor de beoordeling van het functioneren is de meest ongunstige situatie van het overlopen van de voorziening maatgevend.

Als de bodem van het cunet van de grondverbetering beneden de GHG ligt, dan rekent u de berging in dat deel van de grondverbetering niet mee. Dit geldt ook voor het infiltrerende wanden bodemoppervlak beneden de grondwaterspiegel.

Voor het meenemen van de infiltratiecapaciteit in de bodem van de voorziening ligt het voor de hand om aan te nemen dat de bodem van infiltratie-elementen op den duur zal dichtslibben. Voor de bodem van de grondverbetering is dit minder waarschijnlijk. Bij een voorziening waarvan de bodem minder dan 0,5 m boven het niveau van de GHG ligt, rekent u het infiltratieoppervlak van de bodem niet mee!

De berekening van de inhoud van de voorziening gaat uit van de inhoud beneden het overloopniveau. De bruto inhoud van de grondverbetering berekent u uit de buitenmaten, wandhoogte, bodembreedte en eventueel het talud. Voor de bepaling van de effectieve inhoud van de grondverbetering trekt u de inhoud van de infiltratie-elementen daarvan af.

Voor de (effectieve) porositeit van een grondverbetering gelden (indicatief) de volgende waarden:
  • Fijn zand                       10 – 15 %
  • Grof zand en grind      15 – 25 %

Heeft u suggesties? Laat het ons weten!

Stuur uw suggestie.
Vorige artikel Volgende artikel