We gebruiken cookies om de website specifiek voor u in te richten. Als u verder navigeert, accepteert u dat. Uw gedrag op onze website wordt vastgelegd en kan worden gebruikt ter verbetering van onze dienstverlening. Meer informatie over cookies
Sociale media
Cookies waarmee pagina´s van deze site op sociale netwerken gedeeld kunnen worden. Door deze cookies te accepteren, staat u sociale netwerken toe uw surfactiviteit te volgen.
Open het menu om verder te navigeren
Navigatie sluiten
Sla op in leeslijst Exclusief voor leden Maak pdf Exclusief voor leden
Deze heffingsmaatstaf kiezen gemeenten met name om mensen bewust te maken van de kosten voor watergebruik. Deze maatstaf lijkt wat minder geschikt om als enige maatstaf te gebruiken. De gemeentelijke watertaken bevatten immers niet alleen de afvalwatertaak, maar ook de hemel- en grondwatertaak. Een groot deel van de rioleringskosten zit ook in de afvoer van hemelwater. Om de heffing alleen te baseren op de hoeveelheid afvalwater, is dan niet w
Deze heffingsmaatstaf kiezen gemeenten met name om mensen bewust te maken van de kosten voor watergebruik. Deze maatstaf lijkt wat minder geschikt om als enige maatstaf te gebruiken. De gemeentelijke watertaken bevatten immers niet alleen de afvalwatertaak, maar ook de hemel- en grondwatertaak. Een groot deel van de rioleringskosten zit ook in de afvoer van hemelwater. Om de heffing alleen te baseren op de hoeveelheid afvalwater, is dan niet wenselijk. Maar het is niet verboden. Daarnaast is het zeer de vraag of heffing naar alleen de hoeveelheid geloosd afvalwater voldoende is. Percelen die enkel een aansluiting hebben voor de afvoer van hemel- of grondwater, betalen dan geen belasting. Hanteer deze maatstaf daarom bij voorkeur in combinatie met andere maatstaven, bijvoorbeeld met een vast bedrag per perceel. Dat vaste bedrag kan de gemeente dan vermeerderen met de heffing voor het afgevoerde water. Zo betrekt zij ook de percelen die alleen hemel- of grondwater afvoeren in de heffing (zie Vast bedrag met toeslag voor waterverbruik). Opvragen verbruiksgegevens Als het waterverbruik de hoogte van de rioolheffing bepaalt, staat in de Verordening rioolheffing meestal dat de hoeveelheid afgevoerd afvalwater de maatstaf is. Omdat deze hoeveelheid vaak niet te meten is, stelt de gemeente deze fictief gelijk aan de hoeveelheid water die de gebruiker van het waterleidingbedrijf heeft afgenomen of zelf heeft opgepompt. Deze gegevens zijn beschikbaar bij het waterleidingbedrijf of bij de provincie (voor het oppompen van water). Natuurlijk loost een verbruiker niet al het ingenomen water in het riool, maar daarmee kan de gemeente rekening houden. De lozing van hemelwater blijft bij deze maatstaf buiten beschouwing. Verschil watertoevoer en -afvoer Wat deze heffingsmaatstaf lastig maakt, is dat de gemeente rekening moet houden met het feit dat niet al het water in de riolering terechtkomt. Met ‘gewone verminderingen’ is relatief makkelijk om te gaan. Het besproeien van de tuin en het vullen van kinderzwembadjes zijn kleine hoeveelheden die op een of andere manier bij elke aansluiting voorkomen. Lastiger wordt het als het niet-lozen een specifieke oorzaak en een behoorlijke omvang heeft. Een bekend voorbeeld hiervan is de veehouderij. De veehouder mag het drinkwater van het vee niet vanuit de stal in de riolering lozen. Hierdoor ontstaat een flink verschil tussen de hoeveelheden toegevoerd en afgevoerd water. Om een willekeurige en onredelijke belastingheffing te voorkomen, moet de gemeente hiermee bij de rioolheffing rekening houden. Vraag voor dit soort gevallen bij LTO Nederland na wat het gemiddelde watergebruik per koe, schaap of varken is. Als vervolgens bekend is hoeveel vee in de stal staat, is een redelijke inschatting te maken van de niet afgevoerde hoeveelheid water. Uiteraard maken deze elementen de belastingheffing wel veel arbeidsintensiever. Op grond van het Besluit gegevensverstrekking gemeentelijke belastingheffing (Stb. 1995, 346), gebaseerd op artikel 246a Gw, moeten waterbedrijven verbruiksgegevens verstrekken. Waterbedrijven mogen voor bewerkte gegevens kosten in rekening brengen. Vermindering waterverbruik? In de literatuur bestaat twijfel over de invloed van een hoeveelheidsafhankelijke rioolheffing op het waterverbruik. Het drinkwaterverbruik in gebieden met relatief duur water verschilt namelijk niet van het verbruik in gebieden met goedkoop water. Verder hebben sommige panden een verzamelmeter en andere panden helemaal geen meter, waardoor hoeveelheden lastig zijn vast te stellen. Perceptiekosten Deze heffingsmaatstaf kan voor hoge perceptiekosten zorgen. De extra perceptiekosten die gepaard gaan met het vaststellen van de verschillen tussen toegevoerd en afgevoerd water in individuele gevallen, zijn lastig te vermijden. Hieronder vindt u voor enkele gevallen een mogelijke forfaitaire benadering. De kosten zijn te beperken door een klassenstelsel te gebruiken, waardoor bijvoorbeeld alle woningen in dezelfde categorie vallen. Zo kan uw gemeente bij een verbruik tot bijvoorbeeld 250 m3een vast bedrag stellen. Een combinatie met andere aanslagen op één aanslagbiljet bespaart ook kosten. Forfait en werkelijke cijfers De verbruiker loost niet al het ingenomen water in het riool. Een deel gaat op aan huishoudelijke doeleinden en sproei- en drinkwater. Dit deel kan de gemeente vaststellen als een forfait van bijvoorbeeld 10%. Dit is niet verplicht, maar het verlaagt de perceptiekosten omdat de gemeente minder hoeft te meten en controleren. De forfaitaire vermindering leent zich met name goed voor woningen. Maar als uw gemeente de vermindering bij woningen toepast, moet zij dat ook doen bij bedrijven of instellingen. De Kamers van Koophandel of de brancheverenigingen hebben mogelijk cijfers om een redelijk forfaitpercentage te bepalen. Het kan zijn dat bedrijven zelf de hoeveelheid niet-geloosd water kunnen meten. Dan is een forfait niet nodig en kan de gemeente de mindering baseren op werkelijke cijfers. Om die cijfers te krijgen, kan zij aangiftebiljetten of inlichtingenformulieren gebruiken. Er zijn meerdere bedrijfstakken of activiteiten die veel ingenomen water verbruiken en dus niet lozen, zoals: bierbrouwerijen, limonadefabrieken en distilleerderijen; betonmortelcentrales en bouwbedrijven (cement, gips); veehouderij (vee in stallen zonder lozing in riolering); koeltorens (verdamping); wasserijen (verdamping); havens (waterlevering aan derden); luchtbevochtiging in kantoorgebouwen (verdamping); tennisbanen en tuincentra (beregening); bakkerijen; zwembaden. Zoals gezegd houdt deze differentiatie geen rekening met de hoeveelheid geloosd hemelwater. Wel is er een redelijk verband met de mate van rioolgebruik voor huishoudelijk en bedrijfsafvalwater. Voor- en nadelen Op zich zijn de opbrengsten van deze heffing redelijk voorspelbaar. Het waterverbruik fluctueert niet sterk van jaar tot jaar. Maar de stabiliteit van de inkomsten is minder zeker. Grotere belastingplichtigen (lees: met veel waterverbruik) ontvangen een hoge nota. Voor dergelijke bedrijven is het lonend een belastingadviseur op de zaak te zetten om te kijken of zij onder de heffing kunnen uitkomen. Omdat juridische procedures vele jaren kunnen duren, is zo een groot deel van de belastinginkomsten onzeker. Ook kan het voor grote belastingplichtigen lonend zijn om af te haken. Dan bouwen ze op het fabrieksterrein een zuiveringsinstallatie en spreken ze met het waterschap af dat zij het gezuiverde water rechtstreeks in het oppervlaktewater mogen lozen. Voorbeeld onzekerheid Stel, een gemeente legt de rioolheffing op naar waterverbruik. Vijf bedrijven zijn verantwoordelijk voor 10% van het totale waterverbruik. Via de ondernemersvereniging besluiten deze bedrijven bezwaar in te dienen tegen de heffing. Hiervoor schakelen ze een belastingdeskundige in. Na bezwaar gaan ze in beroep en daarna in hoger beroep. De drie juridische procedures duren al gauw drie jaar. Tekenen de belastingplichtigen ook nog beroep in cassatie aan, dan komt daar nog twee jaar bij. Gedurende de looptijd van de beroepen tekenen de belastingplichtigen pro-formabezwaar aan tegen de heffingen in de latere jaren. Tegen de tijd dat er een definitieve beslissing komt, ligt 50% van de totale jaaropbrengst onder vuur (vijf jaar lang 10% van de heffing). Zo kan een belastingprocedure een groot gat slaan in het rioleringsbudget.
Exclusief voor leden
Geïnteresseerd in dit artikel? Log in!
En krijg toegang tot dit artikel en andere besloten delen van de website, met o.a. de kennisbank, beeldenbank en onderzoekspublicaties.