We gebruiken cookies om de website specifiek voor u in te richten. Als u verder navigeert, accepteert u dat. Uw gedrag op onze website wordt vastgelegd en kan worden gebruikt ter verbetering van onze dienstverlening. Meer informatie over cookies
Sociale media
Cookies waarmee pagina´s van deze site op sociale netwerken gedeeld kunnen worden. Door deze cookies te accepteren, staat u sociale netwerken toe uw surfactiviteit te volgen.
Open het menu om verder te navigeren
Navigatie sluiten
Sla op in leeslijst Exclusief voor leden Maak pdf Exclusief voor leden
Tussen 2012 en 2017 is in Nederland veel (aanvullend) onderzoek gedaan naar de ‘historische’ argumenten om verbeterd gescheiden rioolstelsels (vgs) aan te leggen. Deze pagina gaat over nieuw en uitgebreid(er) onderzoek naar het verschil in waterkwaliteit tussen oppervlaktewater onder invloed van gs en onder invloed van vgs.
Onderzoek NWRW Bij de opkomst en brede implementatie van verbeterd gescheiden stelsels in Nederland is het onderzoek van de Nationale Werkgroep Riolering en Waterkwaliteit belangrijk geweest. De NWRW concludeerde in haar eindrapportage (Sluis et al., 19891) dat “uit oogpunt van de waterkwaliteit de voorkeur uitgaat naar het verbeterd gescheiden stelsel, omdat het ontvangende
Onderzoek NWRW Bij de opkomst en brede implementatie van verbeterd gescheiden stelsels in Nederland is het onderzoek van de Nationale Werkgroep Riolering en Waterkwaliteit belangrijk geweest. De NWRW concludeerde in haar eindrapportage (Sluis et al., 19891) dat “uit oogpunt van de waterkwaliteit de voorkeur uitgaat naar het verbeterd gescheiden stelsel, omdat het ontvangende water alleen bij deze locaties altijd aan […] de basiskwaliteit voldeed”. Deze conclusie kwam voort uit het onderzoek in thema 9 ‘Globaal effectenonderzoek’ (Willemsen et al., 19902) waarin vier vgs en hun ontvangende wateren zijn onderzocht. De vier onderzochte vgs, waarvan drie in woonwijken in Nieuwegein en een op een industrieterrein in Boxtel, waren de enige stelsels waarbij de effecten van lozingen vanuit rioolstelsels op de (ecologische) waterkwaliteit verwaarloosbaar waren. Hierbij plaatsten de onderzoekers wel de kanttekening dat het alle vier recent ontwikkelde gebieden waren. Langetermijneffecten zoals ophoping van vuil in de onderzochte watergangen waren dus nog niet te verwachten geweest. Bij gemengde en in mindere mate gescheiden rioolstelsels waren wel duidelijk effecten in het oppervlaktewater te onderscheiden. Herhaling onderzoek Gelet op de beperkte omvang van de steekproef in het NWRW-onderzoek (vier vgs), is in de STOWA/RIONED-proeftuin ‘Anders omgaan met vgs’ in 2016 en 2017 opnieuw onderzoek gedaan naar de relatie tussen gescheiden stelseltypen en de (ecologische) waterkwaliteit. De belangrijkste vraag van het onderzoek was of de conclusie van de NWRW – dat de (ecologische) waterkwaliteit in gebieden met vgs beter is dan in gebieden met traditioneel gescheiden stelsels (gs) – overeind blijft bij een veel grotere steekproef. Figuur A Illustratie vraagstelling (herhaald) onderzoek naar waterkwaliteit: betere biodiversiteit in oppervlaktewater onder invloed van vgs? (Bron: STOWA, 2017) Vergroot afbeelding Opzet onderzoek De focus van het onderzoek lag op de hydrobiologische waterkwaliteit. De hypothese was: door een kleinere vuiluitworp is de biologische diversiteit in oppervlaktewateren bij lozingspunten van vgs hoger dan bij gs (zie figuur A). Voor het onderzoek zijn 48 onderzoekslocaties geselecteerd in oppervlaktewater: 23 locaties nabij gs-lozingspunten en 25 locaties nabij vgs-lozingspunten. Op alle locaties is tussen eind april en begin juli 2014 een macrofaunamonster genomen. De samenstelling van de macrofaunagemeenschap is op verschillende manieren gekarakteriseerd. De karakteristieken zijn: het aantal taxa (soorten/genera/families), de Belgische Biotische Index (BBI; indicatie voor de mate van verontreiniging), de Shannon-index voor diversiteit, de ecologische kwaliteitsratio (EKR) en scores op de (deel)maatlatten voor de betreffende KRW-watertypen. Per karakteristiek is onderzocht of sprake is van significante verschillen tussen de gs- en vgs-locaties. Daarnaast is met een multivariatie analyse onderzocht welke omgevingsfactoren aantoonbaar verklarend zijn voor (een deel van) de variatie in de macrofaunasamenstelling tussen de onderzoeklocaties. Resultaten Analyse laat zien dat de variatie tussen gs- en vgs-locaties verschilt per karakteristiek. Het gemiddelde aantal taxa in zoete wateren bij vgs blijkt significant hoger te liggen dan bij gs (zie figuur B). Dit ondersteunt de NWRW-conclusie. Maar voor andere onderzochte karakteristieken (zoals de soortendiversiteit (de Shannon-index) en de ecologische kwaliteit (op basis van EKR-scores op de KRW-maatlatten, zie figuur C)) zijn de verschillen tussen de locaties bij gs en vgs voor zoete wateren niet significant. Dit spreekt de NWRW-conclusie juist weer tegen. Belangrijker nog is de conclusie van de multivariate analyse dat de factor ‘type stelsel’ (gs of vgs) niet significant verklarend is voor de gevonden variatie tussen locaties. Factoren als ‘waterdiepte’ en ‘typering van het talud’ blijken belangrijker. Ook het zoutgehalte in het oppervlaktewater blijkt een onderscheidende rol te hebben in de meetgegevens. Figuur B Verdeling 'aantal taxa' bij gs en vgs: complete dataset exclusief typen M30 en M31 (links) en alleen in zoete watertypen (exclusief typen M1b, M30 en M31, rechts) (Bron: STOWA, 2017) Vergroot afbeelding Figuur C Verdeling 'EKR-scores' bij gs en vgs: complete dataset (links) en alleen in zoete watertypen (exclusief typen M1b, M30 en M31, rechts) (Bron: STOWA, 2017) Vergroot afbeelding Conclusie Na onderzoek op grotere schaal blijft de conclusie van het NWRW-onderzoek uit de jaren 80 van vorige eeuw nauwelijks overeind. De waterkwaliteit van oppervlaktewater nabij vgs blijkt nauwelijks beter dan de waterkwaliteit van oppervlaktewater nabij gs. Daarnaast is aangetoond dat andere factoren dan het stelseltype doorgaans belangrijker zijn voor de gevonden waterkwaliteit. Een uitgebreide beschrijving van het onderzoek, de analyses en de conclusies vindt u in het betreffende eindrapport (STOWA, 20173). 1 Sluis, J.W. van, Hove, D., ten en Boer, B. de (1989). NWRW eindrapport. Eindrapportage en evaluatie van het onderzoek 1982-1989. Ministerie van VROM. 2 Willemsen, G.D., Franken, R.O.G., Gast, H.F., Suykerbuyk, R.E.M. en Acker, J.B.M. van (1990). NWRW rapport 9.1. Onderzoek naar de gevolgen van de vuiluitworp van rioolstelsels voor de kwaliteit van het ontvangende water. Ministerie van VROM. 3 STOWA (2017). Anders omgaan met VGS: verschillen in oppervlaktewaterkwaliteit bij lozingen vanuit VGS of GS. Rapport 2017-14, STOWA, Amersfoort.
Exclusief voor leden
Geïnteresseerd in dit artikel? Log in!
En krijg toegang tot dit artikel en andere besloten delen van de website, met o.a. de kennisbank, beeldenbank en onderzoekspublicaties.